Wetsvoorstel Wtmo op gespannen voet met waarborgen grondrechten van maatschappelijke organisaties

Vandaag debatteert de Tweede Kamer verder over het wetsvoorstel Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties (Wtmo). Tot nu toe blijven fundamentele bezwaren tegen het wetsvoorstel onbeantwoord. Ook zijn er zorgen over de onevenredige toename in regeldruk, de rol van de burgemeester en het stakingsbevel. De ingrijpende wijzigingen in het wetsvoorstel vragen opnieuw om een toets door de Afdeling Advisering van de Raad van State en de Tijdelijke commissie grondrechten en constitutionele toetsing.
Na de eerste termijn aan de zijde van de Kamer werd het plenaire debat over het wetsvoorstel op 4 februari jl. geschorst. De Tweede Kamer heeft minister Van Weel (Justitie & Veiligheid) destijds verzocht om de vragen uit de eerste termijn schriftelijk te beantwoorden. Dit betrof onder andere vragen over de verschillende amendementen die tot nu toe zijn ingediend op het wetsvoorstel. Op 14 maart jl. is de schriftelijke beantwoording van de minister naar de Tweede Kamer gestuurd.
Goede Doelen Nederland heeft samen met koepelorganisaties FIN, NOC*NSF, Vereniging NOV, European Center for Not-for-Profit Law, Human Security Collective, Mensen met een Missie, Netherlands Helsinki Committee, WO=MEN Dutch Gender Platform, PARTOS, Partin en Breed Mensenrechten Overleg (BMO) een gezamenlijke reactie geformuleerd op de beantwoording van de minister.
Fundamentele bezwaren tegen het wetsvoorstel onbeantwoord
De voorgestelde maatregelen in de Wtmo kunnen leiden tot ongerechtvaardigde beperkingen van het recht op vrijheid van vereniging en staan op gespannen voet met andere fundamentele rechten van maatschappelijke organisaties. In een democratische rechtsstaat is het immers van cruciaal belang dat er ruimte is voor maatschappelijke organisaties die mensen en belangen een stem geven.
Wij citeren uit de brief van 10 maart jl. van het College voor de Rechten van de Mens: “De voorgestelde wetgeving introduceert echter vergaande administratieve verplichtingen voor verenigingen alsmede vergaande nieuwe (handhavings-)bevoegdheden voor burgemeesters en het Openbaar Ministerie. Deze voorgestelde maatregelen kunnen leiden tot ongerechtvaardigde beperkingen van het recht op vrijheid van vereniging en andere fundamentele rechten, zoals gegarandeerd in de Grondwet en mensenrechtenverdragen. Hierdoor ontstaat het risico dat de wet niet het beoogde doel bereikt, maar juist op gespannen voet staat met rechtsstatelijkheid.”
De minister gaat in zijn brief niet of onvoldoende in op deze fundamentele bezwaren.
Aanvullende kanttekeningen
1. Onevenredige toename regeldruk
De minister stelt in zijn beantwoording voorop dat niet is beoogd om door middel van de Wtmo nieuwe registratie- of administratieplichten voor maatschappelijke of andere organisaties in te voeren om donaties bij te houden. Het gaat volgens de minister om donatiegegevens waarover de organisatie al beschikt. De minister geeft aan dat bestaande bankafschriften voldoen en dat maatschappelijke organisaties niet extra gegevens hoeven op te vragen. Bij een informatieverzoek moet de maatschappelijke organisatie deze bijgehouden gegevens bundelen en opsturen.
Deze antwoorden van de minister en de voorliggende amendementenkunnen een deel van de regel- en lastendruk wegnemen. In het belang van de rechtszekerheid vinden wij het echter noodzakelijk dat er, naast een drempelwaarde van 15.000 euro, het oprekken van de termijn om te voldoen aan het informatieverzoek van 10 werkdagen naar 4 weken en het vrijwilligerswerk uit te zonderen, duidelijk in het wetsvoorstel moet worden aangegeven welke gegevens maatschappelijke organisaties moeten bewaren en eventueel aanleveren.
2. Informatieverzoek door burgemeester past niet bij diens rol
De minister stelt dat de burgemeester een centrale rol heeft in de doelstelling van de Wtmo. Wij vinden dat deze rol de burgemeester niet past. Het wordt niet voldoende duidelijk waarom handelen ten aanzien van de openbare orde nodig is. Nu duidelijke criteria ontbreken, kan de beslissing van de burgemeester om informatie op te vragen politiek gemotiveerd zijn.
De bevoegdheid tot het verzoek om informatie moet niet bij de burgemeester maar bij het Openbaar Ministerie liggen. Als er al wordt gekozen voor de bevoegdheid van de burgermeester tot het doen van een informatieverzoek dan zou de burgemeester na overleg met het OM (amendement Mutluer) alleen gemotiveerd moeten kunnen afwijken van het advies van het OM. Gelet op de verantwoording die de burgemeester moet afleggen aan de gemeenteraad is een schriftelijke procedure voorwaarde.
3. Stakingsbevel niet noodzakelijk en creëert rechtsonzekerheid
Op dit moment ontbreekt een grondige analyse over de vraag of de bestaande wettelijke bevoegdheden niet al voldoende soelaas bieden om de activiteiten die het stakingsbevel in de Wtmo wil aanpakken, effectief te bestrijden. Bij deze analyse moet worden overwogen en door de wetgever uiteengezet waarom het huidige instrumentarium niet voldoende is gebleken. Ook dient er extra aanscherping en verduidelijking plaats te vinden van het criterium “ondermijning van de democratische rechtstaat of het openbaar gezag” en welke “activiteiten” onder het stakingsbevel zouden kunnen vallen.
Indien het stakingsbevel wel in het wetsvoorstel blijft, stellen wij de aanvullende waarborgen voor om de rechtsbescherming en -positie van maatschappelijke organisaties te versterken. Deze zijn te vinden in de brief die naar de Kamerleden is verstuurd.
Noodzaak toets AARvS en Tijdelijke commissie grondrechten en constitutionele toetsing
Het wetsvoorstel dient opnieuw te worden getoetst door de Afdeling Advisering van de Raad van State en moet daarna worden voorgelegd aan de tijdelijke commissie grondrechten en constitutionele toetsing. Dit is noodzakelijk vanwege de ingrijpende wijzigingen die zijn aangebracht zoals de introductie van het nieuwe stakingsbevel en omdat de grondrechten van maatschappelijke organisaties in het geding zijn. Alleen op deze wijze kan zorgvuldig worden beoordeeld of het wetsvoorstel in overeenstemming is met onze constitutionele rechtsorde en de daarin verankerde grondrechten.